Door de steeds hoger wordende pensioenrichtleeftijd en de hogere AOW leeftijd komt de vraag vanuit de samenleving aan de politiek of het niet mogelijk is om de AOW uitkering te flexibiliseren.
Nu is daar een weer een heel dik onderzoek rapport over opgesteld.
Het is geen makkelijke oplossing , en de samenleving heeft wisselgeld nodig om de overgang te financieren. Ik probeer in één A4 antwoord te geven op de eerste vraag en een oplossingsrichting te geven.
De meeste werknemers in Nederland hebben naast pensioen in de eerste pijler (AOW) ook pensioen in de tweede pijler.
Als alleen AOW de oudedagsvoorziening is, dan is het heel moeilijk rondkomen zonder spaarcentjes of een betaald eigen huis. Immers als je sneller AOW wil hebben dan wordt de uitkering lager.
De pensioenrichtleeftijd(voor de tweede pijler) is pas sinds enkele jaren verhoogd. Dit betekent in tegenstelling tot de AOW dat het reeds opgebouwde pensioen al beschikbaar is op de oorspronkelijke pensioenrichtdatum.(65)
Voor de oudere generatie betekent dit dat zij al een groot gedeelte van hun pensioen hebben opgebouwd op 65 jarige leeftijd en zeker de werknemers met het hogere salaris en het betere pensioen. Deze groep kan (maar hoeft vaak niet) gebruik maken van een flexibele AOW . De werknemers met een lager salaris zijn voor hun pensioen veel meer afhankelijk van de eerste pijler(AOW) en zullen bij het eerder met pensioen gaan met een flexibele AOW een relatief maar zeker absoluut veel lagere uitkering hebben en zullen veel minder financieel in staat zijn eerder met pensioen te gaan.
Ook de huidige jongere generatie met een goed salaris en een goede pensioenregeling zal veel minder in staat zijn om eerder met pensioen te gaan. Zij hebben immers nu nog pensioenrichtleeftijd 68 per 1 januari 2018 voor hun toekomstige opbouw.In de toekomst wordt voor verdere opbouw deze leeftijd ook weer verhoogd.
Pensioen kunnen eerder ingaan echter dat betekent dat deze actuarieel gekort worden. Immer er vindt geen opbouw meer plaats ( geen premie-inleg meer) de uitkering start eerder waardoor de uitkeringsduur in totaal langer is. Kijken we naar de nu startende generatie dan is de verwachte AOW leeftijd al hoger dan 70 jaar. Afhankelijk van de pensioenuitvoerder kan 5 jaar vervroegen een
korting betekenen van 40%. Bij een modaal inkomen van € 37.000 betekent dit bij een goed pensioen van 75% en een franchise van € 13.000 , € 18.000 pensioen.exclusief AOW .
Bij 5 jaar eerder met pensioen betekent dit ca. € 13.500 pensioen(gedeeltelijk gekort er is immers ook opgebouwd voor leeftijd 68, 69) exclusief AOW die immers pas na 70 jaar komt of ook gekort wordt.
Dit vereenvoudigde rekenvoorbeeld geeft aan dat eerder met pensioen gaan alleen is weggelegd voor de huidige oudere generatie die al veel pensioen heeft opgebouwd en in de toekomst alleen maar voor de hogere inkomens met een goed pensioen, naast de vermogende medemens.
De zware beroepen halen werkzaam de pensioengerechtigde leeftijd niet en kunnen niet op eigen kracht met vervroegd pensioen. Deze groep werknemers via de WIA met"groot"verlof sturen betekent dat de prijs komt te liggen bij de werkgever. Individuele (pensioen-AOW) rechten gekoppeld aan arbeidsverleden doet meer recht aan de individuele inzet van werknemers, zodat werknemers op vrijwillige basis met "groot verlof" kunnen.
Omdat zwaar beroep weer moeilijk is te klacificeren zou het "bankspaarpensioen" voor een bepaalde groep werknemers een uitkomst kunnen zijn naast de eerste pijler (gebaseerd op werkende jaren). Bij "bankspaarpensioen" is er geen solidariteit van de zware beroepen met de andere werknemers die geen zwaar beroep hebben uitgeoefend en daardoor een hogere levensverwachting hebben. Bij "bankspaarpensioen" blijft het geld binnen de familie. Indien de zware beroeper toch langer leeft en het "bankspaarpensioen" genoten is resteert alleen nog de AOW.