FD 16-5
Ons pensioenstelsel wordt wereldwijd bewonderd, maar is nu al 15 jaar in diepe crisis als gevolg van de aanhoudende financiƫle onzekerheid. Het vermogen is sinds 2008 met 50% toegenomen, de pensioenleeftijd is verhoogd en toch houdt de crisis aan.
Los van de hogere levensverwachting hebben deze financiƫle problemen twee oorzaken: het lagere reƫle vermogensrendement, maar vooral de keuze voor een risicovrije rente als rekenrente. De toezichthouder eist zekerheid om de geboden garanties te kunnen waarmaken, waardoor beleggingen minder risicodragend worden en rendementen onder druk komen te staan. De rekenrente, die is afgeleid van lange rente op staatsleningen, is ongeveer 1,5%, terwijl pensioenfondsen de afgelopen 30 jaar gemiddeld 6% per jaar hebben gerealiseerd, mede dankzij de illiquiditeitspremie.
De huidige financiƫle problemen zijn relatief eenvoudig oplosbaar als wij een aantal uitgangspunten voor ogen houden:
1. De erkenning dat alle pensioenaanspraken risicodragend zijn. Deelnemers hebben de afgelopen jaren aan den lijve ervaren dat er geen garanties zijn.
2. Een groter aandeel van de portefeuille beleggen in zakelijke waarden met een gemiddeld hoger rendement.
3. Totstandbrengen van 'eigendomsrechten', zodat vooraf duidelijk is hoe mee- en tegenvallers worden verdeeld.
4. Veel risico en dus een hoog rendement voor jongeren, weinig risico en dus een laag rendement voor ouderen.
5. Een intergenerationele buffer (IGB) of een andere vorm van risicodeling tussen generaties in combinatie met behoud van de verplichtstelling.
Oplossing
Overstap naar systeem zonder garanties biedt oplossing tot voordeel van alle generaties
Over de eerste vier uitgangspunten lijkt overeenstemming te ontstaan. Een overstap naar een persoonlijk pensioenvermogen komt tegemoet aan de uitgangspunten. Over het vijfde uitgangspunt lopen de meningen nog uiteen. Een IGB zorgt voor solidariteit in het systeem en is van belang om de verplichtstelling te kunnen handhaven. De schattingen over het voordeel van een IGB zijn echter veelal te laag. De gebruikte risicopremie is lager dan pensioenfondsen feitelijk hebben gerealiseerd. Er wordt geen rekening gehouden met ‘mean reversion’ in aandelenkoersen: na slechte tijden volgt vroeg of laat herstel. Er wordt uitgegaan van een te korte herstelperiode om tekorten weg te werken, waardoor te weinig toekomstige generaties bij de risicodeling worden betrokken. Verder zou de IGB niet negatief mogen zijn.
Een voorbeeld maakt het belang van een IGB duidelijk. In 2008/2009 zijn pensioenfondsen ongeveer 35% van hun vermogen kwijt geraakt. Dergelijke schokken zijn zeldzaam, maar een goed systeem moet ze kunnen dragen. Als de IGB nooit negatief mag zijn, zou degene die in 2010 toetrad geen enkele last hebben gehad van die schok. De deelnemer die in 2008 toetrad zou echter ruwweg 10% van zijn pensioen prijsgeven. Dat is onevenwichtig. Een IGB die negatief mag zijn, maakt het mogelijk schokken te delen en risico’s te beperken. Dat past bij verzekeren: delen in mee- Ć©n tegenvallers.
Herstelperiode
Er wordt uitgegaan van een te korte herstelperiode om tekorten weg te werken
De discussie over invoering van een nieuw pensioenstelsel met heldere eigendomsrechten van generaties loopt ook vast op het overgangsprobleem: hoe oude rechten van iedere generatie te vertalen naar nieuwe aanspraken. De politiek moet hier een knoop doorhaken. Op grond van bovenstaande principes is de oplossing redelijk eenvoudig. Nu worden de verplichtingen van jongeren berekend op basis van de risicovrije rente. Daardoor worden die verplichtingen enerzijds zwaar overschat, zodat er te weinig vermogen resteert voor ouderen, en wordt anderzijds hun premie-inleg te conservatief belegd, met als gevolg een onoplosbaar generatieconflict.
De overstap naar een systeem zonder garanties verlegt de aandacht naar het te behalen pensioen berekend met een prognoserendement dat hoger is dan de huidige rekenrente. Hierdoor kan een groter deel van het vermogen naar ouderen. Aangezien pensioenfondsen gemiddeld een veel hoger rendement maken dan de 'risicovrije' rekenrente, is de overstap ook voor jongeren aantrekkelijk. Het probleem van de compensatie in verband met de afschaffing van de doorsneesystematiek moeten we relativeren. Bij een andere wijze van berekenen komen we op een netto compensatielast van ruwweg € 1 mrd per jaar, gedurende 25 jaar.
Langs deze weg is een uitstekende oplossing haalbaar, tot voordeel van alle generaties. Andere wegen leiden tot aanhoudende onvrede. Sociale partners en wetgever zijn nu aan zet.
Jean Frijns is emeritus hoogleraar beleggingen VU en oud-directeur beleggingen ABP, RenƩ Maatman is hoogleraar vermogensbeheer en pensioenvraagstukken Radboud Universiteit en partner De Brauw Blackstone Westbroek, Coen Teulings is hoogleraar aan de universiteiten van Cambridge en Amsterdam.